Op mijn zesde raakte mijn moeder in verwachting van mijn broertje. Tot die tijd had ik de kleinste slaapkamer van het huis. Heerlijk vond ik dat. Maar ja, baby'tjes hebben warmte nodig en de kleinste kamer is snelste warm. En dus werd ik als ´grote zus´ weggepromoveerd naar de logeerkamer was. De kamer werd met een lichtbruin bloemetjesbehang en holly hobbyposter kindvriendelijk gemaakt. Het onderschuifbed bleef staan, dat was handig voor logé´s. Wat automatisch inhield dat ik eens in de zoveel tijd mijn kamer moest afstaan aan, dan wel delen met logé´s.
Toen ik studeerde klaagden studiegenoten over de afmetingen van hun studentenkamers. Ik vond mijn kamer met zijn 4 bij 3 meter, aan de grote kant. Heerlijk vond ik het toen ik mocht verhuizen naar een kleinere kamer, met meer zelfstandigheid, eigen keuken en douche. Alles overzichtelijk, snel opgeruimd en schoon (nou ja, studentschoon).
Na mijn studie trouwde ik met een man die van grote huizen houdt. Groot, groter, grootst: drie verhuizingen verder woonden we in een huis van 900 kuub. Vreselijk. Al die kamers, waar overal rommel gemaakt kon worden…. Maar ja, inmiddels waren we een gezinshuis gestart en ontkwamen we niet aan een groot huis met veel, heel veel kamers, veel gangen en gemeenschappelijke ruimtes en spullen, heel veel spullen. Klein wonen kon niet verder van mij zijn weggeraakt. Weggestopt in het hoekje bij duurzaam leven en wonen op het water.
Reactie schrijven